Gecoördineerde Regionale Incident bestrijdings Procedure

 

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

 

Een Gecoördineerde Regionale Incident bestrijdings Procedure (GRIP) is in Nederland een landelijke afspraak over de opschaling van incident- en rampenbestrijding voor professionele hulpverleners als de brandweer, politie en Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (waaronder ambulancediensten). De procedures regelen opschaling op operationeel niveau op de plaats van het incident en daarnaast op bestuurlijk niveau van gemeente tot waar nodig zelfs landelijk.

De GRIP-regeling vindt zijn oorsprong in de regio Rotterdam-Rijnmond maar wordt tegenwoordig landelijk toegepast.

Naast de dagelijkse routine zijn er vier GRIP-fasen, namelijk GRIP 1 tot/met GRIP 4.

De GRIP-fasen zijn:

Fase

Reikwijdte van het incident

GRIP 1

Bronbestrijding. Incident van beperkte afmetingen. Afstemming tussen de verschillende disciplines nodig.

GRIP 2

Bron- en effectbestrijding. Incident met duidelijke uitstraling naar de omgeving.

GRIP 3

Bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking binnen één gemeente.

GRIP 4

gemeenten, of regio- of provincie overschrijdend (of nabij grens tussen regio’s) en dreiging van uitbreiding. Mogelijk schaarste.

 

GRIP 1

Er is gezien de aard van het ongeval coördinatie tussen de verschillende hulpdiensten nodig. Ter plaatse wordt een Commando Plaats Incident (COPI) samengesteld uit de operationeel leidinggevenden (Officieren van Dienst) van de verschillende hulpdiensten. Er is nog geen sprake van eenhoofdige leiding. De burgemeester van de gemeente waar het incident is ontstaan wordt afhankelijk van de plaatselijke afspraken gewaarschuwd naast de Regionaal Commandant van de brandweer, de Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) en de Districtschef van de politie.

 

GRIP 2

Doordat het ongeval een effect heeft op het gebied om het incident heen is verdere opschaling nodig. Er wordt een Operationeel Team (OT) ingesteld waarbij de Operationele Leider van één van de aanwezige hulpdiensten de leiding neemt over alle aanwezige disciplines; dat kan de Hoofd Officier/Commandant van Dienst van de brandweer, Commandant van Dienst van de politie of Commandant van Dienst van de GHOR zijn. Tegenwoordig is de Operationele Leider (OL) ontkleurd, dat wil zeggen dat hij/zij niet namens een dienst optreedt maar als multidisciplinair leider. Het kan dus voorkomen dat tijdens een grote brand de politie de OL levert, of bij een ordeverstoring kan de OL van GHOR komen. De kern staf van het Regionaal Operationeel Team (ROT) komt bijeen (dit team bestaat uit functionarissen van de verschillende hulpdiensten) die de inzet van hun diensten op afstand leiden. Als dit nog niet gebeurd was wordt de burgemeester van de getroffen gemeente gealarmeerd; deze zal de kern staf het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) laten alarmeren om hem bij te staan.

 

GRIP 3

Niet alleen de directe omgeving wordt beïnvloed door de ramp (men spreekt nu eerder van een ramp dan van een incident), maar een groter gebied ondervindt de gevolgen, bijvoorbeeld een (deel van een) gemeente. Het CoPI wordt ter plaatse ingesteld als dat nog niet het geval was, het CoPI werd in het verleden ook wel CoRT (Commando Rampterrein) genoemd. Het Regionaal Operationeel Team komt in volle bezetting bij elkaar om op afstand de bestrijding te coördineren in overleg met het Commando Plaats Incident. De burgemeester van de getroffen gemeente komt bijeen met het volledige Gemeentelijk Beleidsteam om op bestuurlijk niveau sturing te geven aan de bestrijding van de gevolgen van de ramp. De binnen de Veiligheidsregio aangewezen burgemeester wordt gealarmeerd en wordt Coördinerend Bestuurder. Deze laat zich ondersteunen door een Regionaal Beleids Team (RBT) met daarin functionarissen van de verschillende hulpdiensten. De Commissaris van de Koningin (CdK) van de betreffende provincie wordt geïnformeerd. Hij informeert de Minister van Binnenlandse Zaken. Als er zaken door de gemeente geregeld moeten worden, zoals opvang of registratie dan wordt het Gemeentelijk Rampenmanagementteam of GRMT bijeen geroepen.

GRIP 3 betekent niet bij voorbaat dat er sprake is van een ramp. Bij een dreiging van een ramp kan GRIP 3 uit voorzorg afgekondigd worden om de commandostructuur in te richten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de brand in de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Delft op 13 mei 2008. Omdat het pand op instorten stond ontstond het gevaar van een grote stofwolk met asbestdeeltjes.

Het is ook niet zo dat een ongeval op een gemeentegrens direct GRIP 3 betekent; het effectgebied van een ongeval betreft alleen de ongevalslocatie dus er is meestal geen noodzaak voor bijvoorbeeld een Gemeentelijk Beleidsteam. Als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij het ongeval kan dit wel opschaling betekenen.

 

GRIP 4

Het effectgebied van de ramp of bijvoorbeeld schaarste (stroomstoring, uitvallen waterleidingnet etc.) overstijgt de grenzen van de gemeente of zelfs de veiligheidsregio of provincie. Het CoPI wordt ingericht en het Regionaal Operationeel Team komt samen als dat nog niet het geval was. Een Regionaal Beleids Team (RBT) met daarin functionarissen van de verschillende hulpdiensten ondersteunt de Coördinerend Bestuurder. Als dit nog niet gebeurd was wordt de Commissaris van de Koningin gealarmeerd die een Provinciaal Coördinatie Centrum (PCC) zal inrichten. Een Provinciaal Coördinatie Centrum bestaat uit ambtenaren betrokken bij rampenbestrijding en adviseert de Commissaris. Als een GRIP-4 situatie de provinciegrenzen niet overschrijdt dan heeft de CdK de coördinerende rol. De Minister van Binnenlandse Zaken wordt ook geïnformeerd over de ramp als dat nog niet gebeurd was, hij krijgt de coördinatie als de ramp provinciegrenzen overschrijdt. Het Nationaal Crisis Centrum (NCC) komt bij elkaar; dit bestaat uit ambtenaren belast met rampenbestrijding en regelt de coördinatie van de bestrijding tussen verschillende ministeries. Betrokken ministeries kunnen Departementale Coördinatie Centra (DCC) opzetten.

Overigens betekent, net als bij GRIP 3, deze opschaling niet dat er (al) sprake is van een ramp. Ook bij een dreigend incident, zoals een overstroming, kan GRIP 4 afgekondigd worden.

 

GRIP 5

GRIP 5 werd gebruikt als de gevolgen van de ramp de provincie/landsgrenzen overschreed. GRIP 5 bestaat officieel niet meer, GRIP 4 heeft delen van GRIP 5 overgenomen. De Minister van Binnenlandse Zaken had in dat geval de bestuurlijke coördinatie van de ramp. Het Nationaal Crisis Centrum (NCC) komt bij elkaar; dit bestaat uit ambtenaren belast met rampenbestrijding en regelt de coördinatie van de bestrijding tussen verschillende ministeries. Betrokken ministeries kunnen Departementale Coördinatie Centra (DCC) opzetten. GRIP 5 is nog nooit afgekondigd. In feite is GRIP 4 de meer flexibele versie ten opzichte van de oude GRIP 4+5 waarbij in principe dezelfde diensten en functionarissen opgeroepen worden. Sommige diensten kunnen echter kiezen om op het normale operationele niveau te blijven werken of meer mensen in te zetten naar behoefte.

 

Regionale verschillen

De invulling van de GRIP-fasen gebeurt regionaal, waardoor er verschillen (kunnen) zijn. De minister van BZK heeft echter in 2006 een landelijk referentiekader GRIP op laten stellen en de veiligheidsregio's dringend verzocht zich hieraan te conformeren omdat er anders wettelijke maatregelen opgelegd zouden worden. De gedachte hierachter is dat het vooral op bovenregionaal niveau noodzakelijk is om gelijke procedures te hanteren. In de praktijk betekent het dat

Zo wordt in bijna alle veiligheidsregio's gewerkt met GRIP 1 t/m 4. Echter, in de regio Haaglanden wordt gewerkt met GRIP-fasen 1 tot en met 3. Hierbij wordt vanaf GRIP 1 de gemeente ook gealarmeerd, in feite is GRIP 4 verwerkt in een officieuze opschaling vanuit GRIP 3 waarbij een coördinerend burgemeester opgeroepen wordt.

Eveneens wordt in bijna alle veiligheidsregio's gewerkt met een CoPI dat staat voor "Commando Plaats Incident". In de regio Haaglanden wordt gewerkt met een CTPI dat staat voor "Coördinatie Team Plaats Incident".

Er zijn ook regio's waar men op dit moment nog vijf GRIP-fasen kent: hier is fase 5 een ramp die de provinciegrenzen overschrijdt. Fase 4 beperkt zich dan dus tot de regiogrenzen. In Grip 4 worden volgens dat model het NCC en de DCC's niet ingeschakeld, die situatie is dus vergelijkbaar met GRIP 3 uit het landelijk referentiekader.

 

Opschaling

De procedure is ingericht om bij het bestrijden van van ongevallen en rampen de juiste hulpverleners en functionarissen op het juiste moment in te schakelen. Tijdens de dagelijkse werkzaamheden geldt voor alle hulpverleners de 0-fase; oftewel er is geen centraal gecoördineerde incidentbestrijding nodig en de werkzaamheden behoren tot de dagelijkse routine. Zodra één van de bij de bestrijding betrokken hulpdiensten (brandweer, GHOR/GGD, politie) daar behoefte aan heeft, kan deze een GRIP-fase afkondigen(zodra 1 van de hulpdiensten GRIP-fase afkondigd moeten de andere diensten volgen, het kan niet voorkomen dat b.v. de politie een GRIP-fase 2 zit en de GHOR in GRIP-fase 1). In de meeste gevallen zal dit GRIP-fase 1 zijn. Wanneer het voor de bestrijding van het incident nodig is dat er eenhoofdige leiding is wordt GRIP 2 afgekondigd. Bij het activeren van de sirenes van het Waarschuwingsstelsel om de bevolking te alarmeren is in principe altijd sprake van minimaal GRIP-fase 3 omdat ook de gemeente hierbij nodig is in verband met communicatie en andere activiteiten.

De opschaling hoeft niet chronologisch te verlopen. Het kan voorkomen dat bij het ontvangen van een melding direct duidelijk is dat er eenhoofdige leiding nodig is waardoor direct GRIP-fase 2 (of hoger) van kracht wordt. Bij een terreuraanslag zal waarschijnlijk direct GRIP-fase 4 afgekondigd worden.

De GRIP-fasen gelden altijd voor een bepaald incident, niet voor een hele regio of zelfs heel Nederland. Het is dus niet zo dat alle hulpdiensten anders gaan communiceren zodra er elders in een regio een GRIP-fase van kracht wordt. Binnen het communicatienetwerk C2000 worden tijdens een GRIP-fase vaak aparte gespreksgroepen (de digitale versie van analoge radio-kanalen) gebruikt voor de communicatie over het incident zodat de overige hulpverlening daar geen hinder van ondervindt.

Binnen veel veiligheidsregio's bestaan afspraken over welke functionarissen welke GRIP-fase mogen afkondigen. Zo mag een bevelvoerder van de brandweer meestal alleen GRIP 1 afkondigen, een Officier van Dienst GRIP 2, een hoofdofficier van dienst GRIP 3 en een regionaal commandant GRIP 4. Vaak zijn er echter wel niet-leidinggevende functionarissen, bijvoorbeeld op een meldkamer die tot en met GRIP 3 mogen afkondigen om te voorkomen dat de opschaling bij een ernstig incident vertraagd wordt door de formele afspraken.

Afschaling

Wanneer de bestrijding van de ramp effectief is zal steeds minder aansturing nodig zijn om de effecten te beheersen; hierom zal op een gegeven moment afgeschaald worden naar een lagere GRIP-fase. Voorbeeld is bijvoorbeeld het nablussen van een grote brand; hiervoor is het niet nodig dat het Gemeentelijk Beleidsteam in functie is, terwijl zij wel een rol hebben kunnen gehad in het evacueren van direct omwonenden tijdens de brand zelf. Ook voor de afschaling geldt dat deze niet chronologisch hoeft te verlopen. De afschaling wordt bepaald door de hoogste leidinggevende in de GRIP-structuur.

Praktijk

De GRIP-fasen worden vrijwel dagelijks gebruikt: een ongeval dat ernstiger is dan normaal vraagt vaak al om fase 1. Fase 4 wordt maar zelden afgekondigd.

Dit is onder andere gebeurd tijdens de stroomuitval in de Bommelerwaard in december 2007. In dat geval was het incident gemeentegrensoverschrijdend en vond het incident plaats nabij de grens van twee veiligheidsregios en was er sprake van schaarste. Bij uitbreiding van de storing was het dan ook waarschijnlijk regio-overschrijdend geworden en door de schaarste was er behoefte aan meer materieel (zoals generatoren en eventueel medische assistentie bij mensen die van medische apparatuur afhankelijk zijn). Bij de stroomuitval in de Bollenstreek in januari 2010 werd eveneens GRIP4 afgekondigd door een combinatie van de stroomstoring, de kou en veel uitgevallen telefoonverbindingen.

Lijst van GRIP 4-incidenten

Datum

Gebied

Reden/bijzonderheden

20 september 2005

Veiligheidsregio Zeeland

containerschip vastgelopen op de Westerschelde, 200 containers met gevaarlijke stoffen

19 juli 2006

Veiligheidsregio Twente, Hengelo en omstreken

Stroomstoring na brand. Een fabriek van Akzo Nobel viel stil waardoor chloordamp ontsnapte

18 januari 2007

Diverse veiligheidsregio's

Ten gevolge van de storm Kyrill met windstoten van boven 130 km/h is een groot deel van het autoverkeer ontregeld en werd het treinverkeer aan het begin van de avond gestaakt. Veel mensen stranden en er is veel schade.

17 september 2007

Veiligheidsregio Noord-Holland-Noord

Storing waterleidingnet

12 december 2007

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Een Apache-helikopter van de Koninklijke Luchtmacht raakt tijdens een trainingsvlucht hoogspanningskabels waardoor zo'n 50.000 huishoudens in de Gelderse Bommelerwaard en Tielerwaard ruim 2 dagen zonder stroom komen te zitten.

13 februari 2008

Veiligheidsregio Zeeland

containerschip vastgelopen op de Westerschelde

9 februari 2010

Veiligheidsregio Hollands Midden, Bollenstreek

Grootschalige stroomstoring tijdens zeer koude weersomstandigheden

2 juli 2010

Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant

Natuurbrand op de Strabrechtse Heide

29 oktober 2010

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Veiligheidsregio Gelderland Midden,

Gemeente Beuningen en Gemeente Overbetuwe

Brand in een vleeswarenfabriek met zware rookontwikkeling

5 januari 2011

Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid (Grip 4)

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (Grip 4)

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (Grip 2)

Brand in chemische fabriek op industriegebied Moerdijk met zeer zware rookontwikkeling richting de Drechtsteden.

7 januari 2011

Veiligheidsregio Zuid-Limburg

Hoge waterstand in de Maas door smeltwater en aanhoudende regenval